Bovennatuurlijke wijsheid
Kenmerk van de Geestelijk volwassenheid
Salomo heeft in zijn wijsheid o.a. de Spreuken geschreven. Daarin wordt een duidelijk beeld geschetst van de wijsheid door juist een contrast te vormen met dwaasheid en goddeloosheid. In Spreuken 8 is de Wijsheid als persoon aan het woord en verwijst daarmee naar Christus, de Wijsheid van God. De Wijsheid is zodanig met God verbonden, dat het ook gevoelens uit, gevoelens van haat:
Ik, Wijsheid, Ik woon bij schranderheid en vind kennis door alle bedachtzaamheid. De vreze des HEEREN is het kwade te haten; hoogmoed, trots en de verkeerde weg en een mond vol verderfelijke dingen haat Ik (Spreuken 8:12-13).De zaken die door de Wijsheid gehaat worden, kennen wij als zaken die ook door God zelf gehaat worden. Paulus benoemt een aantal van deze zaken als daden van onze oude mens:
Maar nu, legt ook u dit alles af, namelijk toorn, woede, slechtheid, laster, en schandelijke taal uit uw mond. Lieg niet tegen elkaar, aangezien u de oude mens met zijn daden uitgetrokken hebt, en u met de nieuwe mens bekleed hebt, die vernieuwd wordt tot kennis, overeenkomstig het beeld van Hem Die hem geschapen heeft (Kolossenzen 3:8-10).
Het bijzondere hierbij is dat onze nieuwe mens in overeenstemming is met het beeld van Christus, wat prachtig overeenstemt met het feit dat de Wijsheid een verwijzing is naar Christus. God wil dat wij steeds meer op Zijn Zoon gaan lijken. Dat doen we door te stoppen met de werken die door de Wijsheid gehaat wordt.Wijsheid wordt vaak betrokken op het theoretische vlak, maar zonder uitwerking bereikt het zijn doel niet. Wijsheid heeft daarom ook alles met onze praktijk te maken. Onze wandel, als gelovigen, bewijst of wij wijsheid van God hebben of wijsheid van de wereld:
Wie is wijs en verstandig onder u? Laat hij uit zijn goede levenswandel zijn werken laten zien, in zachtmoedige wijsheid. Wanneer u echter bittere afgunst en eigenbelang in uw hart hebt, beroem u dan niet en lieg niet tegen de waarheid. Dat is niet de wijsheid die van boven komt, maar ze is aards, natuurlijk, duivels. Want waar afgunst en eigenbelang is, daar heersen wanorde en allerlei kwade praktijken. Maar de wijsheid die van boven is, is ten eerste rein, vervolgens vreedzaam, welwillend, voor rede vatbaar, vol barmhartigheid en goede vruchten, onpartijdig en ongeveinsd (Jakobus 3:13-17).
Jakobus beschrijft dat er twee soorten van wijsheid zijn. De ene is aards en beschrijft de kenmerken die wij herkennen als daden van de oude mens, de andere wijsheid is van boven en beschrijft de eigenschappen van de nieuwe mens (vergelijk Efeze 4:22-33, Kolossenzen 3:8-15). De natuurlijke wijsheid brengt de werken van het vlees voort en dat is niet de wijsheid die van God komt. De wijsheid die van God komt verandert ons tot geestelijk volwassenen.
Of iemand de wijsheid van God bezit wordt niet zozeer gezien in bijvoorbeeld inzicht in Zijn woord, maar veelmeer in de levenswandel van de gelovige. Het zijn juist de werken waarmee je bewijst of je een wijze bent. Dat Jakobus de lezers van zijn brief aanspreekt op hun werken en daden is overduidelijk als men de brief doorleest. Vele van de problemen, zoals afgunst, ruzie en tweedracht, die bij hen voorkomen, kennen we ook van de brief aan de Korinthiërs. Paulus benoemt dat deze gelovigen nog vleselijk zijn:
En ik, broeders, kon tot u niet spreken als tot mensen die geestelijk zijn, maar als tot mensen die nog vleselijk zijn, als tot jonge kinderen in Christus. Ik heb u met melk gevoed en niet met vast voedsel, want u kon dat nog niet verdragen; ja, u kunt dat ook nu nog niet, want u bent nog vleselijk. Als er immers onder u afgunst is en ruzie en tweedracht, bent u dan niet vleselijk en wandelt u dan niet naar de mens? (1 Korinthe 3:1-3).
Paulus benoemt de werken van het vlees (vergelijk Galaten 5:19-21) als kenmerk dat ze nog vleselijk zijn en niet geestelijk. Hij noemt ze kinderen die nog melk nodig hebben en dus geen vast voedsel kunnen verdragen, zoals volwassenen. Dat deze geestelijke volwassenheid bewezen wordt uit onze praktijk wordt ook bevestigd als we de brief aan Hebreeën ernaast leggen:
Want hoewel u, gelet op de tijd, leraars zou moeten zijn, hebt u weer iemand nodig die u onderwijst in de grondbeginselen van de woorden van God. U bent geworden als mensen die melk nodig hebben en niet vast voedsel. Ieder immers die van melk leeft, is onervaren in het woord van de gerechtigheid, want hij is een kind. Maar voor de volwassenen is er het vaste voedsel, voor hen die hun zintuigen door het gebruik ervan geoefend hebben om te kunnen onderscheiden tussen goed en kwaad (Hebreeën 5:12-14).
De volwassenen kunnen vast voedsel verteren en zij zijn ervaren in het woord van de gerechtigheid. Zij hebben de zintuigen geoefend om onderscheid te maken tussen goed en kwaad. Ook hier wordt duidelijk dat geestelijke volwassenheid gekenmerkt door de wandel van de gelovige. Jakobus noemt dat een wandel in zachtmoedige wijsheid (Jak 3:13).
Als wij nog steeds last hebben van de onze oude mens namelijk van de werken van het vlees, dan hebben we een gebrek aan wijsheid. De oplossing daarvoor wordt door Jakobus beschreven in het begin van zijn brief:
En als iemand van u in wijsheid tekortschiet, laat hij die dan vragen aan God, Die aan ieder overvloedig geeft en geen verwijten maakt, en ze zal hem gegeven worden (Jakobus 1:5)
Jakobus heeft het in de voorgaande verzen over verzoeking en volharding. In de verzoeking kun je merken dat je wijsheid tekortschiet, juist als je een verzoeking niet hebt weerstaan. Dan kun je van God wijsheid vragen, om geestelijk volwassener te worden. God maakt dan geen verwijten, omdat je gestruikeld bent, maar Hij geeft overvloedig.
Het vragen om wijsheid aan God is niet helemaal vrijblijvend. Het vraagt om een keuze van ons, want Jakobus vervolgt met de volgende woorden:
Maar laat hij er in geloof om vragen en daarbij niet twijfelen. Immers, wie twijfelt, lijkt op een golf van de zee, die door de wind voortgestuwd en op- en neergeworpen wordt. Want zo iemand moet niet denken dat hij iets ontvangen zal van de Heer. Hij is een dubbelhartig man, onstandvastig in al zijn wegen (Jakobus 1:6-8).
Als wij God om wijsheid vragen, dan zouden we niet twijfelen. Dit twijfelen slaat op onze keuze tussen God en de wereld. Want als wij dubbelhartig zijn, dan zijn wij onstandvastig in onze wegen. In de grondtekst staat 'dubbele ziel' i.p.v. dubbelhartig. Je hebt dan zogezegd een dubbelleven. En dat vraagt om een keuze, waarbij je met volle overtuiging op de weg van gerechtigheid gaat wandelen (vergl Spreuken 8:21).
Verderop in zijn brief roept Jakobus de dubbelhartigen op hun harten te zuiveren (Jak 4:8) en in die context gaat het evenzo over de keuze of we een vriend van wereld of een vriend van God willen zijn. Als wij bereid zijn de keuze voor God te maken, dan is Hij bereid om ons te vervullen met Zijn wijsheid. Dat Zijn wijsheid een uitwerking heeft in onze wandel, blijkt ook uit het gebed van Paulus voor de gelovigen in Kolosse.
Daarom houden ook wij niet op, vanaf de dag dat wij het gehoord hebben, voor u te bidden en te smeken dat u vervuld mag worden met de kennis van Zijn wil, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, zodat u wandelt op een wijze de Heere waardig, Hem in alles behaagt, in elk goed werk vrucht draagt en groeit in de kennis van God, terwijl u met alle kracht bekrachtigd wordt, overeenkomstig de sterkte van Zijn heerlijkheid, om met blijdschap in alles te volharden en geduld te oefenen (Kolossenzen 1:9-11).
De wijsheid van God is een kenmerk van de geestelijk volwassenen en wordt herkend in het handelen van de gelovige. Wij zouden hier meer en meer mee vervuld worden, zodat wij steeds meer op Christus, de Wijsheid van God, gaan lijken en daardoor steeds meer tot eer van God gaan leven. Want Hij, die ons gekocht heeft, is het waard om onze eer te ontvangen, juist in de praktijk.